Het bestuur heeft massale reacties gekregen op het krantenartikel dat deze week in de Limburgse dagbladen stond.

Het herdenken van de Britse oorlogsdoden op klaprooszondag  staat bij veel krantenlezers weer helder op het netvlies.

Het stichtingsbestuur verwacht goede opkomst tijdens de kerkdienst (Grote Kerk) en de ceremonie op het kerkhof (Ophoven) op 10 november a.s.

Er zijn zelfs al aanmeldingen voor de korte dienst op de Algemene Begraafplaats aan Vrangendael op zaterdag 9 november, 11.00 uur. Bij die gelegenheid worden de 20 Britse militairen herdacht die daar begraven liggen en om onduidelijke redenen nooit zijn overgebracht naar het Commonwealth War Cemetery aan de Kromstraat.

Ook bij het afhalen van het recent verschenen boek  in het ‘clublokaal’ aan de Oude Markt (foto) komen de tongen van de boekenkopers behoorlijk los.
Veel mensen vertellen spontaan hun verhaal, wat zij in de oorlogswinter 44/45 hebben meegemaakt, en met welke militairen zij na de oorlog nog jaren contact hebben gehad.

Een van hen heeft daadwerkelijk nog steeds contact met Majoor Evans (inmiddels 98 jaar), die Susteren bevrijdde en daarbij een arm verloor. 

Het navolgende ingezonden verhaal willen wij u ook zeker niet onthouden:

Het was begin 1945. In Sittard was het weer rustig geworden nadat maandenlang de stad onder vuur had gelegen van Duitse artillerie.

Met Kerstmis en Nieuwjaar en ook de zondagen daarna waren er geen kerkdiensten geweest in de parochiekerken omdat deken Haenraets dat te gevaarlijk vond voor de kerkgangers.

Wel werden er in diverse kelders missen opgedragen voor buurtbewoners en één van die kelders was die onder de werkplaats van onze slagerij aan de Steenweg.

Een van de celebranten was Piet Coenen, een jonge leraar aan het Bisschoppelijk College en deze Piet Coenen nam mij en nog een paar jongens van mijn leeftijd een keer mee naar Ophoven waar op een koude middag een tiental Engelse militairen begraven werden die gesneuveld waren tijdens gevechten in Duitsland.

Ik herinner me dat er graven gedolven waren in de harde, bevroren grond. Dat was gebeurd door Duitse krijgsgevangenen die terzijde wachtten.

Met legertrucks werden de stoffelijke overschotten aangevoerd, niet in kisten maar gewikkeld in legerdekens, die hier en daar donkere vlekken vertoonden.

Wat me is bijgebleven, zijn de schoenen van de militairen die naar buiten staken en waar wij tegenaan keken. Ik herinner me nog het ijzerbeslag onder sommige schoenen maar ook dat er soms schoenen ontbraken en ook dat sommige doden ernstig verminkt moeten geweest zijn aan de vorm te zien van de stoffelijke resten in de dekens.

Een Engelse legeraalmoezenier, waarschijnlijk een dominee sprak enige gebeden uit waarna de gesneuvelden in de verse graven werden neergelaten en de grafdelvers het ‘werk’ verder afmaakten.

Al met al een gebeurtenis die diepe indruk op mij heeft gemaakt, zodat ik ze me tot op de dag van vandaag kan herinneren.

Sjef Vink